Na de eerste 37 jaar een lokaal gehuurd te hebben in een koffiehuis aan de Steenenbrug, verhuisde de loge in 1854 naar een eigen gebouw. Op 1 maart 1854 werd de loge eigenaar van een kadastraal geheel, te weten St. Domusstraat 64 en 66 en het naastgelegen hoekhuis. In de Monumentenlijst staat over het perceel St. Domusstraat 66 vermeld: “Huis met lijstgevel XVIII, voordeur omlijsting met consoles. De gevel stamt uit de 18e eeuw, hetgeen eveneens wordt aangetoond door de inkerving in een steen in die gevel door één van de bouwlieden met de aanduiding A’ Mc 1735”.
Aan het einde van de 18e eeuw (1797) vormde het hoekpand, tegenwoordig Venkelstraat 2, samen met het perceel nr. 66 binnenshuis één geheel. Van 1814 tot 1837 deed het pand dienst als postkantoor. Het pand op nr. 66 is zelfs nog een “bewaarschool” geweest. Na de aankoop in 1854 was het pand op nr. 64 geruime tijd conciërgewoning van de loge. Daarvoor was het een grutterswinkeltje. Na een kleine verbouwing kon het ingerichte logegebouw op 1 december 1854 plechtig in gebruik genomen worden. Gezien de toestand van de kas werd er geen groot inwijdingsfeest gehouden.
Midden in de crisis van de 30-er jaren werd de Werkplaats in 1936 gerestaureerd. Daarna brak een inktzwarte periode aan voor de Nederlandse Vrijmetselarij. De Duitse Wehrmacht viel ons land binnen en dat had na de capitulatie van Nederland ook voor de loge rampzalige gevolgen. Het logegebouw werd in 1941 overgenomen door een afdeling van de Nationaal Socialistische Beweging. De inventaris, zoals antieke kasten, orgel, serviezen en het archief werden vernietigd of door de Wehrmacht afgevoerd. Later werd het pand officieel verkocht aan de NSB in Utrecht. De conciërgewoning nr. 64 moest ontruimd worden. Na de capitulatie van de Duits legers verdween de NSB uit het gebouw en werd het gebouw gehuurd door de Gemeente Zierikzee, die er na grondige reiniging een arbeidsbureau in vestigde.
Eén van de eerste taken van het logebestuur was het herkrijgen van haar rechtmatige bezit. De drie percelen stonden nog altijd op naam van de NSB. Na het rechtsherstel kreeg de loge een leeggeroofd en gehavend complex, zonder inventaris en de benodigde attributen terug. Het zou nog tot 1950 duren voordat men het eigen gebouw weer kon betrekken. Door financiële zorgen geplaagd was de loge genoodzaakt de beide buurpanden te verkopen en verder te gaan met alleen het smalle, vrij diepe pand op nr. 66. Tijdens de watersnoodramp in 1953 werd het gebouw ook zwaar getroffen, het zoute water kwam tot aan het plafond te staan. De gehele inventaris op de begane grond was onbruikbaar. Toch slaagde men erin om met vereende krachten de loge weer operationeel te krijgen, indachtig de Zeeuwse wapenspreuk: Luctor et Emergo. De maçonnieke werkzaamheden werden 25 september 1953 hervat. Ja, als stenen konden spreken …..
